1.   e-mail
categorie:
leenwoord
Zie: mail
2.   mail zn. 'elektronische brievenpost'
categorie:
pseudo-leenwoord, verkorting
Nnl. eerst e-mail "het verzenden van persoonlijke boodschappen tussen deelnemers aan een netwerk van computers onderling" [1989; Smits/Koenen], (e-)mailtje 'elektronisch bericht' in een e-mailtje is zo gestuurd [1993; NRC], dan mail in hoe het 'mailtje' met de boodschap 'Amsterdam is on line' op weg ging [1994; NRC].
Verkorting van e-mail 'elektronische brievenpost', ontleend aan Engels e-mail 'id.' [1982; OED], verkorting van electronic mail 'elektronische post' [1977; OED]. De betekenis van Engels mail 'post' [1746; OED] is ontwikkeld uit die van 'posttas' [1654; BDE]. In de oorspr. vorm en betekenis is Middelengels male 'reistas' [voor 1200; BDE] ontleend aan Oudfrans male 'buidel, tas', ontleend aan Frankisch *malha 'id.'.
Het Frankische woord is ontwikkeld uit pgm. *malha-, waaruit verder nog: mnl. male 'buidel, tas' [1240; Bern.], vnnl. mael; os. malaha 'id.' (mnd. male); ohd. malaha 'id.' on. malr 'id.'. Male werd in de betekenis 'reiszak e.d.' nog tot in de 19e eeuw gebruikt, maar is tegenwoordig alleen nog gewestelijk, o.a. Limburgs. Ook nog in Vlaams maalslot, molslot 'hangslot', oorspr. 'kofferslot'. De verdere herkomst van het Germaanse woord is onbekend.
Hetzelfde Engelse woord leidde al in de 19e eeuw door ontlening tot Nederlands mail 'postverzending naar een van de overzeese gebieden', met als oudste attestatie berigten uit Indië met de laatste overland-mail aangebragt [1846; Picarta]. Dit woord was echter aan het eind van de 20e eeuw verouderd; de samenstelling mailboot [1872; WNT Aanv.] is wel bekend gebleven.
mailing zn. 'reclame die per post verstuurd wordt'. Nnl. ontwerpen, teksten, mailings of verpakkingen [1973; Reinsma 1975]. Ontleend aan Engels mailing 'id.' [1987; OED], afleiding van het werkwoord mail 'post verzenden', afleiding van het zn. mail.
Fries: mail


  naar boven