1.   dippen ww. 'voorzichtig indopen'
categorie:
leenwoord, bedenker bekend
Nnl. dippen 'even indopen, voorzichtig in (een vloeistof) steken', in: 'k Treê toe en dip den voet in de aangename plasschen [1829; WNT], dippen 'voorzichtig of eventjes indopen' [1925; Dale].
Misschien een door het Engelse werkwoord to dip "indopen, naar beneden duiken" (zie dopen 1) beïnvloede nieuwvorming uit de pen van Bilderdijk (1756-1831) van wie het citaat in het WNT afkomstig is (Bilderdijk had de Franse tijd in Engeland uitgezeten). Het werkwoord dopen zal aan zijn associatie ten grondslag gelegen hebben. Lange tijd heeft het woord kennelijk geen grote verspreiding gekend: het verschijnt pas in 1925 in de woordenboeken. Het huidige gebruik hangt sterk met de Engelse betekenis samen, en vooral met de wereldwijde verspreiding van het verschijnsel dipsaus, waarin we onze borrelhapjes kunnen dopen.
Een moderne ontlening aan Engels dip is dip.
dipsaus 'saus om hapjes in te dopen'. Nnl. dipsaus [1989; Peptalk].


  naar boven