1.   dolik zn. 'soort raaigras (Lolium temulentum)'
categorie:
geleed woord
Mnl. dolik, dol(e)ke [1305; MNHWS]; vnnl. dolck 'dolik' [1599; Kil.].
Het woord is wrsch. een afleiding van dol 1, omdat de plant verdovende eigenschappen heeft. Het zaad ervan is giftig. De naam behoort in dat geval tot de in het Nederlandse en Noord-Duitse gebied vaker voorkomende planten- en diernamen die gevormd worden met -k, zoals ganzerik, wederik. In het Middelnederlands bestond daarnaast ook een andere afleiding: dolre 'dolik' [1350-1400; MNHWS].
De plant heet in het Engels (bearded) darnel, wrsch. afgeleid van Frans (dial.) darnelle, darnette, dat verbonden wordt met woorden die een toestand van verdoving aangeven. De Franse naam is ivraie, dat wordt verbonden met ivre 'dronken'. De Zweedse naam is dårrepe, letterlijk 'gekkenraaigras'. De extensie van de wetenschappelijke naam, temulentum, betekent 'beschonken'. Ook andere planten kunnen dergelijke namen krijgen: Duits Tollhafer, Tollkraut 'dolle kervel' (Grimm, DW II,641) enz.
Literatuur: W. Meid (1967) Germanische Sprachwissenschaft III. Wortbildung, Berlin, par. 153


  naar boven