71.   classificatie zn. 'indeling in klassen'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. classificatie "het afdeelen, de ordening, schikking (in vakken)" [1824; Weiland], 'systematische indeling' [1896; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans classification 'id.' [1780; Rey], op basis van het werkwoord classifier gevormd naar het model van een niet-overgeleverde vorm Latijn *classificātiō, bij het werkwoord classificāre 'indelen in klassen'. Dit zou zijn gevormd uit het zn. classis 'klasse, afdeling; vloot', zie klas, en een afleiding van het werkwoord facere 'maken, doen', dat verwant is met doen, en zie ook feit.
classificeren ww. 'in klassen indelen'. Nnl. geclassificeerd (verl.deelw.) 'systematisch ingedeeld' [1812; WNT Aanv.], klassificeeren 'indelen in soorten, klassen' [1871; WNT Aanv.], classificeeren, classifiëeren 'id.' [1872; Dale]. De vorm classifiëeren is ontleend aan Frans classifier 'indelen in (systematische) klassen' [begin 16e eeuw; Rey] < Latijn classificāre; de huidige vorm is aangepast aan of rechtstreeks ontleend aan het Latijn.. ◆ classificeerder zn. 'los havenarbeider, schoonmaker bij schepen'. Nnl. classificeerders (mv.) 'scheepsschoonmakers' [1951; WNT Aanv.]. Afleiding van classificeren. Zo genoemd omdat de schoonmaak verricht wordt in het kader van de classificatie, de officiële periodieke controle.
Fries: klassifikaasje
72.   claustrofobie zn. 'engtevrees'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. claustrophobie 'engtevrees' [1911; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans claustrophobie [1879; Rey], een neologisme gevormd op basis van Latijn claustrum (mv. claustra) 'grendel, versperring, kooi', zie klooster, met het achtervoegsel -phobie 'ziekelijke angst', gevormd op basis van Grieks phobíā 'angst', zie fobie.
73.   clitoris zn. 'kittelaar'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. clitoris 'kittelaar' [1692; WNT Aanv.], eerder al bij Meijer vermeld als kunstwoord clitoris [1663].
Neolatijn, gevormd naar Grieks kleitorís 'clitoris'. Dit is volgens sommigen een afleiding van kleís 'grendel, sleutel; tongpunt van een gesp' (Latijn clāvis 'sleutel, grendel'); Chantraine denkt aan een late afleiding van het werkwoord kleíein 'sluiten'. Volgens Frisk en BDE betekent het 'heuveltje' en is het een verkleinwoord van *kleítōr 'heuvel' (dat voorkomt als naam van een stad in Arcadië), bij klī́nein 'hellen', verwant met leunen.
Fries: klitoris
74.   cocaïne
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Zie: coca
75.   coffeïne
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Zie: cafeïne
76.   collage zn. 'kunstzinnig opgeplakte knipsels'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. collage 'het lijmen, plakken' [1930; Brandt/Haan], 'dadaïstisch plakwerk' [1958; WNT Aanv.], collages (mv.) 'plaktechniek' [1968; WNT].
Ontleend aan Frans collage 'kunstzinnig plakwerk' [begin 20e eeuw; Rey], eerder al 'het opplakken, het geplakte' [1544], een afleiding van het werkwoord coller 'lijmen' [1320; Rey], dat via het vulgair Latijn afgeleid is van het Griekse zn. kólla 'lijm', waarvan de verdere herkomst niet erg duidelijk is.
De collage is een rond 1910 door Georges Braque (1882-1963) en Pablo Picasso (1881-1973) geïntroduceerde kunstvorm, die eerst papiers collés 'samengeplakte papieren' genoemd werd. Vooral de collages van Kurt Schwitters (1887-1948) zijn bekend geworden; hij noemde ze zelf echter Merzbilder 'wegdoe-werken'. Het is onduidelijk wie als eerste de naam collage heeft bedacht.
Fries: kollaazje
77.   collimeren ww. 'richtingen doen samenvallen'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. collimeren 'zijn blik richten op' [1824; Weiland].
Ontleend aan Laatlatijn collimare 'zijwaarts richten'. Het Latijnse werkwoord werd in West-Europees wetenschappelijk Latijn vooral gebruikt door astronomen, o.a. door Johannes Kepler (1571-1630), en berust vermoedelijk op een verkeerde lezing van Latijn collīneāre 'richten' (bij Cicero), onder invloed van het bn. līmus 'scheelziend'. Reeds bij Apuleius [2e eeuw] komt collīmāre oculōs 'de ogen zijwaarts richten' voor.
Het woord is vooral gebruikelijk in de optica en betreft met name het doen samenvallen van de waarnemingsrichting met de as van het instrument waarmee waargenomen wordt.
78.   communisme zn. 'maatschappelijk stelsel'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. communisme 'maatschappelijk stelsel dat gemeenschappelijk bezit voorstaat' [1850; WNT gelijkheid], communismus, -isme "stelsel van de gemeenschap der goederen en de afschaffing van het eigendomsrecht" [1872; Dale].
Ontleend aan Frans communisme, in de 19e eeuw gevormd op basis van Latijn commūnis 'gemeenschappelijk', vanwege het ideaal van het gemeenschappelijk bezit van de productiemiddelen; zie commune en het verwante gemeen. Gezien de beide Nederlandse vormen uit 1872 kan het woord zowel uit Duits Kommunismus als uit Frans communisme zijn overgenomen. Uiteindelijk gaat ook het Duitse woord op het Frans terug.
Wrsch. werd het begrip voor het eerst gebruikt in 1840 door de Franse socialist É. Cabet in zijn geschrift Comment je suis communiste. Ook de Engelsman Barmby claimde het woord (in 1840) voor het eerst gebruikt te hebben. Het werd internationaal bekend door het Kommunistisches Manifest (1848) en andere geschriften van Karl Marx en Friedrich Engels.
communist zn. 'aanhanger van het communisme'. Nnl. communisten (mv.) 'id.' [1850; WNT zuurdeeg]. Ontleend aan Frans communiste 'aanhanger van het communisme', evenals communisme gevormd op basis van Latijn commūnis 'gemeenschappelijk'. ◆ communistisch bn. 'volgens, van het communisme'. Nnl. communistisch 'id.' [1851; WNT zemel I], 'id.' [1872; Dale].
Fries: kommunisme
79.   consecutief bn. 'op elkaar volgend'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. de consecutive bezitter 'de achtereenvolgende eigenaars' [1748; WNT Aanv.], consecutief 'naar de tijd op elkaar volgend' [1847; Kramers]. Al eerder als zn. vnnl. consecutie 'vervolg' [1654; Meijer], met daarnaast alleen als kunstwoord consecutive "navolghendlijk" [1658; Meijer].
Ontleend aan Frans consécutif [1474] < middeleeuws Latijn consecutivus [ca. 1160], een geleerde afleiding bij Latijn cōnsecūtio 'gevolg, volgorde' van de stam van het verl.deelw. cōnsecūtus van cōnsequī 'onmiddellijk volgen op', zie consequent.
Fries: konsekutyf
80.   conservatorium zn. 'muziekacademie'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. conservatoire, conservatorium 'zang- en muziekschool (in Frankrijk en Italië)' [1824; Weiland], conservatorio 'Italiaanse muziekschool' [1847; Kramers], het conservatorium te Brussel [1851; WNT zang].
Gelatiniseerde vorm van Italiaans conservatorio, afleiding van het werkwoord conservare 'bewaren' < Latijn cōnservāre, zie conserveren.
In de 16e eeuw stichtten verschillende Italiaanse steden opleidingsinstituten als onderdeel van weeshuizen en armenhuizen, waar de traditionele muziek, dans en zang werden onderwezen om deze voor het nageslacht te bewaren. Sinds het begin van de 18e eeuw werden ook in andere Europese landen muziekscholen opgericht. Later volgt vanuit het zuiden ook de naam conservatorium. Het eerste Belgische is dat van Luik (1831) en het eerste op Nederlandstalig grondgebied dat van Gent (als Toonkundig Conservatorium, 1835). Nederlands oudste conservatorium (Den Haag 1830) heette tot 1900 nog gewoon Muziek- en Zangschool. Eerder was er al het Amsterdamsch Conservatorium (1884).
Fries: konservatoarium

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven