|
1. |
vagebond zn. 'landloper' categorie: leenwoord Vnnl. eerst als bn. vagebunde 'zwervende' [1510; iWNT vagabond], dan het zn. vagabund, vagabond, vagebond 'landloper' in Alle Vagabunden, Leechgangers ende andere, geenen dienst noch onderhoudt hebbende [1536; iWNT], vagabonden en andere deugnieten [1539; iWNT], Vagebonden [1588; iWNT]. Ontleend, al dan niet via Frans vagabond (zn.) 'zwerver' [1530; Rey], eerder al (bn.) 'zwervend' [1382; Rey], aan middeleeuws Latijn vagabundus 'zwerver' [789; Niermeyer], het als zn. gebruikt Laatlatijn vagābundus (bn.) 'rondzwervend', dat afgeleid is van vagārī 'zwerven', zie vagant. Fries: -
|
naar boven
|