1.   plaveien ww. 'bestraten'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Mnl. in de vorm paveyen 'plaveien, bestraten' in de toenaam van Egidius Paveijere 'straatmaker' [13e eeuw; Stall. III, 46], van maerberstene ghepaveit 'geplaveid met marmer' [1390-1410; MNW-R]; vnnl. dan ook plaveyen 'bevloeren', in eene sale ... gheplaueit ende bereit 'een zaal, van een vloerbedekking voorzien en gereedgemaakt' [1526; WNT wijzen], plaueyen 'met stenen bestraten' [1534; Claes 1994a], plaveyen oft paveren 'bestraten, plaveien' [1562; Naembouck], paveyen, plaveyen 'bestraten' [1599; Kil.].
Plaveien is gevormd met epenthetische -l- uit de oudere vorm paveien, dat niet rechtstreeks is ontleend aan het Oudfranse werkwoord paver 'bestraten', zoals FvW., Toll. en EDale menen, maar een afleiding is van het Middelnederlandse zn. pavei 'vloertegel' [1406; MNW]. Dit pavei is ontleend (Vercoullie) aan Oudfrans (salle, cour) pavée 'betegelde (zaal, binnenplaats), bestraat', verl.deelw. van paver 'bestraten, betegelen' [ca. 1160; TLF] < vulgair Latijn *pavāre < klassiek Latijn pavīre 'aanstampen, platstampen'. Voor het ontstaan van de vorm plaveien met pl- wordt gedacht aan invloed van plavuis 'vloertegel'; invoeging van -l- na p- komt overigens vaker voor, bijv. in West-Vlaams plomade voor pommade en pluumsteen voor puimsteen.
Latijn pavīre is wrsch. verwant met Grieks paíein 'slaan, stoten', uit pie. *ph2u-ie/o- 'slaan'.
Fries: -


  naar boven