1.   plantage zn. 'stuk grond met beplanting'
categorie:
leenwoord
Vnnl. plantagie, plantage 'beplanting' in Bosschen ende Plantagien [1560; iWNT], die ... cavel mitte helft van de timmerage ende plantage 'de kavel met de helft van de bebouwing en de beplanting' [1584; iWNT vrij], ook 'terrein in de koloniƫn voor het verbouwen van handelsproducten' [1661; iWNT].
Ontleend aan Frans plantage 'het beplanten; beplanting' [1427; Rey], afgeleid van planter 'beplanten', zie plant. In het Nederlands breidde de betekenis zich uit tot 'stuk grond met beplanting', in het bijzonder in de Nederlandse koloniƫn. Het Frans heeft hiervoor de afleiding plantation.
Fries: plantaazje


  naar boven