1.   strikt bn. 'streng, rigide'
Mnl. strict 'streng, rigide' in ende waren daer zo strict ende nauwe ghehouden eenen langhen tyd ghedurende, dat niemand en mochte noch en dorste jeghen heml. spreken 'en (zij) waren daar gedurende een lange tijd zo streng en nauwlettend in de gaten gehouden, dat niemand tegen hen kon of durfde spreken' [1480; via MNW]; vnnl. in stricter gevancknisse 'in strenge gevangenschap' [1558; Stall.]; 'streng, voor één uitleg vatbaar' in strikte uitvoer-brieven [1619; WNT uitvoeren].
Ontleend aan Latijn strictus 'strak aangetrokken, rigide; kort en bondig (van stijl)', verl.deelw. van stringere 'strak aantrekken, vastbinden', zie stringent.
Fries: -


  naar boven