1.   stretcher zn. 'opvouwbaar bed'
Nnl. stretcher 'opvouwbaar draagbed, draagbaar' in vijf en twintig stretchers (draagbaren) werden op de wagen geladen [1953; Archief Eemland], 'opvouwbaar bed' in tentmeubelen, veldbedden, stretchers, luchtbedden [1961; Archief Eemland].
Ontleend aan Engels stretcher '(opvouwbaar) draagbed' [1845; OED], letterlijk 'dat wat spant', afleiding van het ww. stretch 'rekken, zich uitrekken, spannen', Oudengels streccen 'uitstrekken' [ca. 900; OED], zie strekken.
Fries: stretcher


  naar boven