1.   schenkel zn. 'onderbeen'
categorie:
geleed woord, erfwoord
Onl. al in de toenaam van Arnout Scinkel [1175; Debrabandere 2003]; mnl. sc(h)inkel, sc(h)enkel 'been' in langhe scinkele achterwart 'van achteren lange poten' [1287; VMNW], dyescinkel 'dijbeen' [1351; MNW-P], Den scinkel ontwee 'het been in tweeën' [1374; MNW-R], schenckel 'onderbeen' [1477; Teuth.].
Afleiding van Proto-Germaans *skanka- (bn.) 'schuin, scheef' met het oude verkleiningsachtervoegsel -el zoals in druppel, dat umlaut veroorzaakte. De naamgeving berust op het schuin ten opzichte van elkaar staande dij- en onderbeen. Illustratief is daarbij de samenstelling mnl. scenkeldijc 'dijk die twee bestaande dijken met elkaar verbindt' [1285-86; VMNW]: zo'n dijk vormt meestal een hoek met de oude dijk.
Mnd. schenkel; ohd. scinkal (nhd. Schenkel); oe. scencel; nno. skankla; < pgm. *skank-il-a-. Daarnaast zonder verkleiningsachtervoegsel: mnd. schenke (met -e- o.i.v. schenkel?), nnd. schanke; oe. scanca (ne. shank); nde. skank, nzw. skank; en ablautend: (v)nnl. schonk; os. skinka (mnd. schinke); ohd. scinka, scinko (nhd. Schinken 'ham'); ofri. skunk(a) (nfri. skonk 'been'). Al deze woorden betekenen 'bovenbeen' en/of 'onderbeen'.
Als bn. is pgm. *skanka- 'scheef' alleen in het Noord-Germaans geattesteerd: on. skakkr 'scheef, verkeerd; kreupel' (nijsl. skakkur 'krom', nno. skakk 'scheef, krom', nzw. dial. skank, skack 'id.'). Hiervan afgeleid is het werkwoord schenken.
Verwant met: Grieks skázein 'hinken'; Sanskrit khañjati 'id.', sákthi 'schenkel'; < pie. *(s)keng-, *(s)kong-, *(s)kng- (LIV 555). Zonder s-mobile is mhd. hanke 'schenkel, heup', mnd. hunke 'been' en misschien ook hinken verwant.
In het Middelnederlands kan het woord op het bovenbeen, het onderbeen, of het gehele been betrekking hebben. Hetzelfde geldt voor de corresponderende woorden in de andere Oudgermaanse en Germaanse talen. Het heeft veelal betrekking op slachtdieren, maar bijv. in het Hoogduits is het het algemene woord voor het menselijk been geworden (Oberschenkel 'dij, bovenbeen', Unterschenkel 'onderbeen').
Fries: sk(r)inkel 'lang bot'


  naar boven