1.   beknibbelen ww. 'afdingen op, tornen aan'
categorie:
geleed woord
Vnnl. beknibbelen 'tornen aan, afdingen op' [1657; WNT volharden], 'knabbelen aan' [1682; WNT]; nnl. beknibbelen 'afdoen aan, verkleinen' [1712; WNT], beknibbelen op '(proberen) in (te) houden op' [1747-60; WNT].
Afgeleid met be- van het werkwoord knibbelen 'knabbelen; afdingen'.
Het Middelnederlands had voor de betekenissen 'afdingen op, tornen aan' het werkwoord becnagen [ca. 1300; MNHWS].
Fries: beknipe


  naar boven