1.   lymf(e) zn. 'lichaamsvloeistof'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Vnnl. eerst in de Latijnse vorm lympha 'kleurloos lichaamsvocht' in dat ... de lympha daar uit lekte, en ... een water-zucht of water-geswel maakte [1689; WNT watervat]; nnl. de lympha in de kleine vaten [1777; WNT rheuma], daarna lymphe "bloed- of aderwater, een kleverig geel water, hetwelk zich in het bloed bevindt" [1824; Weiland], lymphe "watervocht, des ligchaams" [1846; WNT watervocht].
Ontleend aan wetenschappelijk Latijn lympha 'vloeistof', klassiek Latijn 'helder water, bronwater', in het meervoud Lymphae 'bronnimfen', met dissimilatie ontleend aan Grieks númphē 'waternimf, bronnimf', zie nimf. De Latijnse vorm lympha werd in de 19e eeuw vervangen door lymfe, misschien onder invloed van het eveneens op deze Latijnse vorm teruggaande Frans lymphe 'een der lichaamssappen' [ca. 1500; TLF], eerder al limphe 'id.' [1442; TLF].
Lympha was in de middeleeuwse geneeskunst de naam van een der vier lichaamssappen, zie humeur. De Italiaanse anatoom Caspar Asellius of Gasparo Asellio (1581- ca. 1626) ontdekte in 1622 de lymfevaten, die de kleurloze, gelige of melkachtige weefselvloeistof uit het lichaam opnemen; hij noemde ze venea lacteae 'melkvaten'.
Fries: lymfe


  naar boven