1.   bazooka zn. 'antitankwapen'
categorie:
leenwoord, terugleenwoord
Nnl. bazooka 'tankbestrijdingsmiddel' [1948; WNT Aanv.], 'anti-tankwapen; soort handgranaat' [1952; Wolters DN].
Ontleend aan Amerikaans-Engels bazooka 'anti-tankwapen' [1942], eerder al 'tromboneachtig muziekinstrument' [1935]; het antitankwapen is vanwege de vorm van de lanceerbuis naar het muziekinstrument genoemd. Bazooka is wrsch. een variant van bazoo 'mondtrompet' [1877; BDE], dat ontleend is aan Nederlands bazuin. Er bestaat ook een kazoo [1884; BDE], waarmee hetzelfde instrument wordt aangeduid, dat bestaat uit een buis waarop of waarin een membraan is geplaatst; als men in het instrument zingt of zoemt, produceert het een nasaal en komisch aandoend geluid. De herkomst van kazoo enz. is niet duidelijk, maar is mogelijk klanknabootsend. Mogelijk is bazooka een mengvorm van deze twee woorden.
De mengvorm bazooka is misschien bedacht door de Amerikaanse komiek Bob Burns, die de gekste dingen uithaalde met woorden en kazoo's en het instrument rond 1935 populair maakte.


  naar boven