1.   venten ww. 'aan huis verkopen'
Mnl. eerst alleen de uitdrukking te(r) vente(n) 'te koop' in So wie die sine saye leghet ... jn ander mans hus te venten 'ieder die zijn saai in andermans huis te koop legt' [1277; VMNW vente], dan venten 'verkopen' in dat hine vente of doe venten 'dat hij hem zal verkopen of laten verkopen' [1380; MNW]; vnnl. Venten, vente houden [1599; Kil.]; nnl. venten 'langs de deuren of op straat te koop aanbieden' in Zyn waaren op de Kermis loopen venten [1701; iWNT], Dat dezelve ... by de Huyzen door Persoonen van buyten komende, wierden gevent en verkogt 'dat deze (koeken) langs de huizen werden aangeboden door lieden die van elders kwamen' [1701; iWNT].
Afleiding van vente 'het verkopen' (zie boven), ontleend aan Frans vente 'id.' [ca. 1200; Rey], ontwikkeld uit Latijn vendita 'verkoop', een vrouwelijk zn., dat een herinterpretatie is van het onz. mv. van het verl.deelw. 'de verkochte zaken' van vendere 'verkopen'.
Latijn vēndere is een samengetrokken vorm uit *vēnum dāre 'te koop aanbieden', waarin vēnum 'verkoop' verwant is met: Grieks ōnos 'prijs, waarde'; Sanskrit vasná- 'id.'; Middelperzisch wahāg 'handel'; Oudrussisch věno 'bruidsschat' (Russisch véno); Armeens gin 'id.'; < pie. *ues-no-, *uos-no- 'verkoopprijs', bij de wortel pie. *ues- 'verkopen' (LIV 693). Zie ook waar 1 'handelsartikelen'.
De oorspr. betekenis in het Nederlands is 'verkopen'. De huidige specifieke betekenis 'aan huis verkopen' ontstond pas in de 18e eeuw.
Fries: -


  naar boven