1.   land zn. 'niet door water bedekt gedeelte van de aarde; agrarisch terrein; staat'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Onl. lant, land- in vele plaatsnamen, o.a. in Engelandi (datief), letterlijk 'enkland', zie enk, 'Engeland (Gelderland)' [801, kopie 10e eeuw; Künzel] en zie landouw; mnl. lant 'streek; vaderland; bouwland' [1240; Bern.].
Os. land (mnd. lant); ohd. lant (nhd. Land); ofri. land, lond (nfri. lân); oe. land, lond (ne. land); on. land (nzw. land); got. land; < pgm. *landa- (o.). Daarnaast met umlautsfactor pgm. *landjō-, waaruit nzw. dial. linda 'braakland' (mogelijk ook uit *lendja-), en zie ook de afleidingen belenden en ellende.
Hierbij de werkwoordsafleidingen: mnl. landen (zie onder); mnd. landen; ohd. lenten (mhd. lenden, lenten, nhd. opnieuw afgeleid als landen); de vormen met umlaut < pgm. *landjan-.
Verwant met: Oudpruisisch lindan 'vallei'; Proto-Slavisch *lędo (Russisch ljáda 'begroeide lage plek', Pools ląd 'land', Tsjechisch lada 'onbewerkt land'); Proto-Keltisch *landā- 'open land' (Oudiers lann 'terrein, open plek', Welsch llan 'gebied'). Verdere etymologie onzeker. Men kan op grond van deze woorden pie. *londh- reconstrueren (IEW 675), maar volgens o.a. Cowan (1971) en Polomé (1990) is er wrsch. sprake van ontlening aan een voor-Indo-Europese substraattaal. Aanwijzingen daarvoor zijn Baskisch landa 'veld' en Catalaans llanda 'vlakte', die wrsch. inheems zijn en niet ontleend aan het Keltisch, zoals dat wél geldt voor Frans lande 'heide' (Oudfrans 'bebost gebied'). Verwantschap met lende (waarbij o.a. Sanskrit rándhra- en Latijn lumbus) < pie. *lendh-/londh- (Mayrhofer 1986) lijkt om semantische redenen weinig wrsch.
landen ww. 'aan land gaan'. Mnl. doe hi ghelant was, so ghinc die stat besien 'toen hij aan land was gekomen, ging hij de stad bekijken' [ca. 1450; MNW]; daarnaast in het mnl. ook de vorm lenden 'aan land komen' [1477; Teuth.]. Afleiding van land.
Literatuur: Cowan 1971, 194-196; E. Polomé (1990) 'The Indo-Europeanization of Northern Europe: the Linguistic Evidence', in: Journal of Indo European Studies 18, 331-338, hier 335
Fries: lân ◆ lânje


  naar boven