1.   belt zn. 'kleine hoogte, stortplaats'
categorie:
erfwoord
Mnl. .i. stic terram up den belt 'een stuk grond op de belt, op de kleine hoogte' [1227-32; CG I, 9]; nnl. belt 'hoop (afval), asvaalt' [1752; WNT].
Wrsch. een ablautvorm bij het zn. bult.
Nu vooral bekend in de samenstelling vuilnisbelt.
Fries: bult, bulte


  naar boven