1.   aanwas zn. 'groei, het groter worden'
categorie:
geleed woord
Mnl. a(e)nwas 'aangeslibde grond' [1492; MNHWS]; vnnl. aanwas 'toename' [1586; WNT].
Afleiding van aanwassen, gevormd uit aan en wassen 2.
Mnd. alleen anwassinge; nhd. Anwuchs; nfri. oanwaaks.
Fries: oanwaaks


  naar boven