1.   basketbal zn. 'balspel; bal waarmee het spel gespeeld wordt'
categorie:
leenwoord
Nnl. Basketball 'Amerikaans spel' [1924; WNT Aanv.], basketball [1948; WNT Aanv.], in de samenstellingen basketballclub, basketballspelers [1951; WNT vedette].
Ontleend aan Amerikaans-Engels basketball, een samenstelling uit Engels basket 'korf, mand' (van onduidelijke verdere herkomst) en ball (zie bal 1); het tweede lid is tegenwoordig vernederlandst (terwijl het Fries de vorm basket-ball heeft). De naam is met de sport overgenomen uit de Verenigde Staten.
Fries: basket-ball


  naar boven