1.   baseren ww. 'gronden'
categorie:
leenwoord
Nnl. gebaseerd (verl.deelw.) [1798; WNT wetgeving], baseeren [1847; Kramers], maar al mnl. bas[i]eren als onovergankelijk werkwoord 'gebaseerd, gegrond zijn' [1340-50; MNW-R].
Ontleend aan Frans baser 'id.' [1787; Rey], eerder al in de concrete betekenis 'funderen' [1501; Rey], een afleiding van het zn. base 'voetstuk, steunpunt' [12e eeuw] < Latijn basis < Grieks básis, zie basis.
Fries: basearje


  naar boven