1.   kapoen zn. 'gesneden haan'; (BN) 'deugniet'
categorie:
leenwoord, uitleenwoord
Onl. als scheldwoord of spottende toenaam in albertus capun [1123; Debrabandere 2003]; mnl. capun 'gesneden haan' [1240; Bern.], dien cheins ... in ghelde ende in capunen 'de accijns in geld en in kapoenen' [1290; CG I, 1446], capuin 'gesneden haan' [1291; CG I, 1578]; vnnl. als scheldwoord in gy kapoen, gy olyphant als gy bent, gy kinckel [ca. 1612; WNT]; nnl. (BN) spottend in die oude kapoen! 'die ouwe schurk!' [1815; WNT], (BN) troetelnaam, bijv. voor kinderen, in mijn zachte, kleine leeuwkes, mijn kapoentjes [1902; WNT weerwolf].
Ontleend aan Picardisch capon 'gesneden haan; deugniet, schurk' [1199; Debrabandere 2003], dat net als Frans chapon [12e eeuw; Rey] is ontwikkeld uit vulgair Latijn *cappo, met expressieve verdubbeling van de -p- uit Latijn cāpō (genitief cāpōnis) 'gesneden haan, eunuch, ventje', waarvan de verdere herkomst onzeker is.
Mogelijk ontleend via het Nederlands (Pfeifer): mhd. kappūn [1301-04; Gärtner] (nhd. Kapaun, mnd. kappun, nzw. kapun). Rechtstreeks ontleend aan het Latijn: oe. capun [ca. 1000; OED] (ne. capon).
Latijn cāpō houdt wrsch. geen verband met Grieks koptein 'slaan, snijden' (zie komma) < pie. *(s)kep-/(s)kop- 'doorsnijden'.
De combinatie Sinterklaas kapoentje uit het 19e-eeuwse kinderlied [1893; van Benthem 1991, 69] lijkt geïnspireerd door moralistische volksprenten over Klaas Kapoen, het prototype van een schurk. Ook Klaaskapoentje komt in een variant van het lied voor [1900-04; WNT klaas].
Literatuur: H.S. van Benthem (1991), Sint-Nicolaasliederen, Amersfoort/Leuven
Fries: kapoen


  naar boven