1.   kapitein zn. 'hoofdman, bevelhebber, gezagvoerder'
categorie:
leenwoord, betekenisverschil België/Nederland
Mnl. capiteyn 'hoofdman, aanvoerder, bevelhebber', in een liefdeslied ic houdu over capiteyn! 'ik beschouw u als leidsvrouw' [1350-1400; MNW-R] 'bevelhebber, hoofd' Jan Meeuwels, capitain van Iseghem [1382; Debrabandere 2003], vooral 'militair bevelhebber van een vloot of schip' in capyteyns te wesen ... over alle onse goede lude, die ... in onser vlote liggen 'bevelhebbers te zijn van al onze goede mensen die op onze vloot dienen' [1421; WNT] en 'bevelhebber van een leger', in twee ridders ... waren capiteine van desen vijf hondert ghelayen 'twee ridders waren aanvoerder van deze vijfhonderd lansknechten' [1432; MNW-R], met uitval van de onbeklemtoonde klinker ook capteyn [1437; MNW-P]; vnnl. een capiteijn oft bevelsman 'kapitein of commandant' [1566; WNT], dan ook kapitein 'gezagvoerder op een koopvaardijschip' in kapitein ... dien naem laten de schippers die op groote schepen ter koopvaerdy vaeren, ook aen sigh leunen 'kapitein, zo laten schippers op grote koopvaardijschepen zich ook wel noemen' [1612; WNT]; nnl. kapitein 'officiersrang' [1875; WNT], met uitval van de onbeklemtoonde klinker ook kaptein.
Ontleend aan Frans capitaine 'legercommandant' [1288; Rey], ontleend aan Laatlatijn capitaneus 'militaire meerdere', eerder al 'heerser', afleiding van klassiek Latijn caput (genitief capitis) 'hoofd', verwant met hoofd, en zie kaap. Een oudere Franse vorm met de klankovergang van p > v is in het Middelnederlands ontleend geweest als kievetain [1302; MNW kievetain], tsyvitein [1315-35; MNW-R], kivitein 'bevelhebber' [1340-60; MNW-R]; ook Engels chieftain 'stamhoofd', naast jonger captain.
Zowel in het Frans als het Nederlands is kapitein eerst alleen een militaire functie, zowel te land als op marineschepen. Bij uitbreiding kreeg in de 17e eeuw ook de schipper op grote koopvaardijschepen de benaming kapitein en nog later op alle grote schepen, een gebruik dat in het Frans jonger is en door het WNT aan Portugese invloed wordt toegeschreven. In veel mindere mate gebruikte men kapitein ook als naam voor bepaalde burgerlijke functies, maar in die betekenis is het woord verouderd, behalve in het BN als 'aanvoerder van een sportploeg' [1976; De Clerck 1981]; hiervoor gebruikt men in het NN meestal aanvoerder of het Engelse leenwoord captain.
In het Surinaams-Nederlands heeft kapitein ook de betekenis 'dorpshoofd' [1597; van Donselaar 1989], wrsch. onder invloed van Engels captain, dat een bredere betekenis heeft dan het Standaardnederlandse woord.
Fries: kaptein


  naar boven