1.   mompelen ww. 'onduidelijk, binnensmonds spreken'
categorie:
intensiefvorming of frequentatief, klankwoord
Mnl. mumplen 'onduidelijk spreken', naast mumplyng (zn.) 'gemompel, gerucht' [beide 1477; Teuth.]; vnnl. mompelen 'onduidelijk, binnensmonds spreken' [1573; Thes.].
Wrsch. een klanknabootsend woord, met de uitgang van een frequentatief. Er is wrsch. geen verband met het werkwoord vnnl. mompen 'bedriegen' [1617; iWNT]. Vergelijkbaar is mnl. mommelen 'mompelen' [1437; MNW-P], nnl. mummelen.
Nnd. mumpeln (vanwaar nzw. mumla); nhd. dial. mumpflen, mümpflen; nfri. mompelje; me. momble (ne. mumble); alle 'mompelen'; ne. mump 'id.', Brits-Engels (dial. en slang) ook 'bedriegen' door ontlening aan vnnl. mompen.
Fries: mompelje


  naar boven