1.   deftig bn. 'waardig, voornaam'
categorie:
substraatwoord
Vnnl. deftig 'gewichtig, belangrijk' [1584; Twe-spraack]. Verwante woorden waren mnl. ondaft 'onbehoorlijk gedrag, straatschenderij' [1456; MNW], ondeeft 'heel veel' [1440; MNHWS], ondievelike 'op een ellendige manier' [1480; MNW], onghedieve 'ongepast' [begin 15e eeuw; MNW], onghedoeve 'ruw, woest' in also onghetrauwe ende onghedouf 'zo trouweloos en woest' [1380-1420; MNW] en 'onrustig, ongedurig' [begin 15e eeuw; MNHWS] en vnnl. ondieft 'ongepast, onbehoorlijk' [1644; WNT]. De vormen met -ie- stammen daarbij uit het Fries, dat umlaut kende van pgm. -ō-, die in het Nieuwnederlands normaal -oe- oplevert.
Fri. deftich 'deftig'. Verwant zijn ook ofri. unidēve 'gruwelijk'; oe. gedæfte 'passend, vriendelijk' (ne. deft 'handig', daft 'dom'); on. dafna 'uitdijen'; got. gadaban 'passen, gebeuren', gadōb 'passend'. Duits deftig 'degelijk, solide' [17e eeuw], nu vooral 'stevig, krachtig' is ontleend aan het Nederlands.
Al deze woorden zijn afgeleid van een wortel pgm. *dab-, *dōb- 'passend'. Buiten het Germaans zijn te vergelijken Latijn faber 'handwerker, smid', Litouws dabnùs 'sierlijk', dabinti 'versieren', bij pie. *dhabh- 'passend'; en Oudkerkslavisch dobrŭ 'goed' (Russisch dobryj, Tsjechisch dobrý), Armeens darbin 'smid', bij pie. *dhabh-ro 'passend samenvoegen, passen' (IEW 232-33). Een dergelijke pie. wortel met de klinker -a- is echter niet wrsch. Men zal dus eerder moeten uitgaan van pie. *dhobh- voor wat betreft de pgm. en Baltoslavische vormen of eventueel *dhHbh- voor de Latijnse en Armeense woorden, als die tenminste verwant zijn. Waarschijnlijker is echter overname uit een substraattaal, dan kunnen alle genoemde woorden tot een wortel *dhabh- herleid worden.
De oorspr. betekenis van het woord zal iets als 'passend' zijn geweest, nog te zien in het BN gebruik van deftig 'fatsoenlijk, behoorlijk'. Daaruit ontwikkelden zich een aantal specifieke betekenissen, zoals 'verstandig', vgl. Hoe menig seldsaem hooft, vol grillig onverstant, Is door een deftig wijf gehouden in den bant 'Hoeveel dwazen, vol onverstand, zijn door een verstandige vrouw in toom gehouden' [Cats; WNT]. Daarnaast ontstonden betekenissen als 'plechtig, statig' en 'aanzienlijk, van betekenis': van deftige en aenzienlijke lieden [1748; WNT].
Literatuur: R.S.P. Beekes (1995) 'Ancient European loanwords', in: Historische Sprachwissenschaft 109, 215-236; Kuiper 1995
Fries: deftich


  naar boven