1.   gadget zn. 'handig apparaatje, hebbedingetje'
categorie:
leenwoord
Nnl. gadget 'vernuftig bedacht dingetje, toestelletje' [1968; Kramers II].
Ontleend aan Engels gadget 'vernuftig (mechanisch) apparaatje' [1902; BDE], eerder gadjet 'apparaat' [1886; OED].
Het Engelse woord is oorspronkelijk een zeemansterm. Het werd gebruikt om geïmproviseerde handigheidjes aan boord mee aan te duiden, maar gadget was eigenlijk het woord voor alles waarvan de naam de zeelui onbekend was. De precieze oorsprong is niet duidelijk. Het zou verwant kunnen zijn met Frans (dial.) gadze, gadge, gadje 'werktuig', of Frans gâchette, verkleinwoord van gâche, 'sluitveer van een slot, spanveer van een geweer' (ODEE).


  naar boven