1.   gouvernement zn. 'regering'
categorie:
leenwoord
Mnl. van huere handelijnghe ende gouvernemente 'van hun beleid en bestuur' [1421; Stall.], eenen heere, die den hertoghe van Bourgongien toten governemente gheneme sal wesen 'een heer, die de hertog van Bourgondiƫ welgevallig zal zijn om te besturen' [1460-80; MNW-R], haer metten gouvernemente van dien niet meer moeyen 'zich niet meer bezig zouden houden met het besturen, de leiding, daarvan' [voor 1492; MNW lichten]; vnnl. gouvernement 'de regering, het besturen' [ca. 1600; WNT Supp. aftreden]; nnl. gouvernement 'bestuur van overzeese bezittingen' [1724; WNT voorzichtig], gouvernement 'landsregering' [1802; WNT vordering II], 'provinciebestuur' [1840; WNT].
Ontleend aan Frans gouvernement 'gemeentebestuur, provinciebestuur' [ca. 1462; Rey], eerder al 'het politiek besturen' [ca. 1265; Rey], ouder governement 'het besturen, het leiden' [eind 12e eeuw; Rey], afleiding van gouverner 'besturen', zie gouverneur.
Vanaf ca. 1800 wordt gouvernement zeer algemeen in de betekenis 'landsregering', ongetwijfeld onder Franse invloed.


  naar boven