1.   gordijn zn. 'voorhangsel'
categorie:
leenwoord
Mnl. eerst in de vorm cortine 'voorhangsel', in mettien scuerde die cortine in dien tempel 'op dat moment scheurde de voorhang in de tempel' [1285; CG II, Rijmb.], daarna gordine 'id.' in achter ... die gordine 'achter het voorhangsel' [1300-50; MNW-R] en gardine 'id.' in die gardine, die hangt voer darke der orconscap ... 'het gordijn dat hangt voor de ark des verbonds' [1460; MNW-P]; de vorm gardijn komt nog tot het eind van de 17e eeuw voor, bijv. in vnnl. die gardinen van sinte bave 'de gordijnen van de St. Bavo' [1535; WNT toetrekken], glasgardijnen en gardijnroeden 'vitrages en gordijnroeden' [1685; WNT weide I], en bestaat nog dialectisch.
Ontleend aan Oudfrans cortine 'voorhangsel' [ca. 980; Rey] (Nieuwfrans courtine 'deurgordijn; verbindingswal tussen twee bastions'), ontwikkeld uit Laatlatijn cortina 'gordijn', een afleiding van de samengetrokken vorm Latijn cōrs (genitief cōrtis) van cohors (-tis) 'omheining, omheinde ruimte, hof', gevormd uit co- 'samen' (zie com-) en een stam hort- 'omheinde tuin', verwant met gaard(e) (en zie ook hortus).
De overgang c- > g- heeft in het Nederlands misschien plaatsgevonden onder invloed van (om)gorden, gording. Oudfranse attestaties gordine, gourdine [13e eeuw; FEW], en ook Waals gordène, worden aan Nederlandse invloed toegeschreven. Voor de vormen met -a- i.p.v. -o- zie bazuin.
Via het Nederlands ontleend als mnd. gardine en vandaar nhd. Gardine nzw. gardin. Ne. is aan het Frans ontleend.
Laatlatijn cortina was een leenvertaling van Grieks aulaíā 'gordijn', een afleiding van aulḗ 'hof, omheinde ruimte', zie aula.
Fries: gerdyn


  naar boven