1.   ijl 2 bn. 'leeg, dun (niet dicht)'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Vnnl. mit yele handen 'met lege handen' [1596; WNT wiegen], ijel 'leeg' [1597; WNT], d'yle maagh 'de lege maag', yle praat 'zinledig gepraat' [beide ca. 1610; WNT], d' ijle lucht 'de dunne lucht' [1616; WNT benaderen], een ylen haring 'magere haring' [1632; WNT].
Ontstaan uit mnl. idel, zie ijdel, door wegval van de intervocalische -d-.
In het Vroegnieuwnederlands is ijl niet meer dan een vormvariant van ijdel en heeft het dus alle betekenissen daarmee gemeen. Later ontwikkelen beide woorden zich apart; voor NN ijl betekende dat geleidelijke verdwijning van alle betekenissen behalve de huidige. Een overblijfsel van de oude betekenis 'leeg' is de vaste verbinding ijle haring 'haring na de paaiperiode, dus zonder hom of kuit, dus leeg en daardoor niet vet meer, i.t.t. volle haring'.
Een variant van ijl is iel 'nietig, schraal', zie aldaar voor het verschil.


  naar boven