1.   affiche zn. 'aanplakbiljet'
categorie:
leenwoord
Nnl. affiche 'aangeslagen bericht of bevel' [1823; WNT].
Ontleend aan Frans affiche [1427] < Latijn affixum 'wat vastgemaakt is', het verl.deelw. van affīgere 'vastmaken, aanhechten', gevormd uit ad- en fīgere 'hechten', dat verwant is met dijk, en zie ook fixeren.
afficheren ww. 'aanplakken'. Nnl. afficheren [1888; WNT interessant]. Ontleend aan Frans afficher [1080; Rey]; vnnl. affigeren [1665; Stall.] gaat rechtstreeks terug op het Latijnse werkwoord.
Fries: affysje


  naar boven