1.   creatie zn. 'schepping'
categorie:
leenwoord
Vnnl. creatie 'instelling' [1571; WNT], 'aanstelling, verkiezing' [1582; WNT]; nnl. ook 'schepping (kunst, theater)' [1886; WNT vorm], 'nieuw en bijzonder kledingstuk etc.' [1955; WNT Supp. avond].
Ontleend aan Latijn creātiō 'keuze, verkiezing', een afleiding van het werkwoord creāre (verl.deelw. creātum) 'scheppen, voortbrengen; kiezen, benoemen'. Dit werkwoord ligt ook ten grondslag aan creool en behoort bij de wortel van crēscere 'groeien' (zie bijv. concreet) en crēber 'dicht op elkaar'.
creatief bn. 'vindingrijk, scheppend, productief'. Nnl. 'met betrekking tot scheppend vermogen of scheppende activiteit' in creatief tekort [1922; WNT Aanv.] en creatieve methode [1929; WNT Aanv.], 'vindingrijk' in een creatief mensch [1931; WNT Aanv.]. Ontleend aan Frans créatif 'id.' [ca. 1860]. ◆ creatuur zn. 'schepsel; ellendig misselijk mens'. Mnl. got die alle creature van nivte makde 'God maakte alle schepselen uit het niets' [1265-70; CG II, Lut.K]; vnnl. creatuur 'laag, ellendig schepsel' [1615; WNT laag VI]; nnl. kreatuur 'gering, gemeen persoon' [1924; Dale]. Ontleend aan Latijn creātūra, 'schepsel', afleiding van het werkwoord creāre 'scheppen'. ◆ creëren ww. 'scheppen'. Vnnl. gecreert (verl.deelw.) 'aangesteld, benoemd' [1575; WNT Aanv.], creëren 'id.' [1610; WNT Aanv.]; nnl. creëren 'scheppen, doen ontstaan' [1836; WNT Aanv.], 'scheppen, ontwerpen (in artistieke context)' [1858; WNT Aanv.]. Ontleend aan Latijn creāre 'scheppen', misschien via Frans créer 'scheppen' (crier [1119], creer [1155; TLF]).
Fries: kreëarje


  naar boven