1.   grienen ww. 'klagend huilen, kermen'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord, klankwoord
Mnl. grinen 'knorren' [1240; Bern.], dat hi ... van couden bevede ende green 'zodat hij van kou beefde en jammerde' [1300-25; MNW-R], wenen ende grinen 'wenen en huilen' [1390-1410; MNW-R], ook grijnen 'de mond vertrekken, lachen' in die mont grijnt ende lacht 'de mond vertrekt en lacht' [1440-60; MNW-R]; vnnl. grinen 'huilen' en grenen, grijnen, grenicken 'glimlachen' [beide 1599; Kil.].
Een werkwoord met de oorspronkelijke betekenis 'de mond vertrekken', zoals meer werkwoorden met gr-. Bij grienen is de betekenis uiteindelijk verschoven naar 'huilen, kermen'.
Mnd. grinen 'kermen, huilen; lachen'; ohd. grīnan 'brommen, de mond vertrekken' (nhd. greinen 'janken, weeklagen', naast grienen 'vol leedvermaak lachen' < mnd.); on. grína 'de mond vertrekken om te lachen of huilen' (nzw. dial. grina 'huilen; lachen'); < pgm. *grinan-. Ablautend oe. grānian (ne. groan 'steunen, klagen'); < pgm. *grainan-. Daarnaast vnnl. grinnen 'grienen, hinniken, tandenknarsen'; mnd. grinning 'het huilen', ohd. grennat 'mekkert', granon 'knorren' (mhd. granen, grannen 'huilen', grinnen 'knarsen'); oe. grennian 'de tanden laten zien bij huilen of lachen' (ne. grin); on. grenja 'het gezicht vertrekken, hoonlachen'. Ook verwant zijn grinniken en grijnzen, waarbij ook de mond en het gezicht vertrokken worden.
Er zijn geen duidelijke verwanten buiten het Germaans. Men verbindt pgm. *gr(a)inan- wel met diverse andere vormingen met gr-, zoals groeten, grommen, grol, die dan alle bij een wortel pie. *gh(e)r- 'roepen' worden geplaatst.
In WNT deel V (1893) staat als ingang voor dit werkwoord de ook al aan het eind van de Middelnederlandse periode voorkomende vorm grijnen. De hedendaagse vorm grienen kan afkomstig zijn uit dialecten waar de Germaanse -ī- niet gediftongeerd is, maar het is ook mogelijk dat de -ie- bewaard is gebleven en de overhand heeft gekregen door de klankschilderende kracht ervan (Schönfeld 1970, par. 76). Het verwante grijnzen, waarbij geen geluid wordt aangeduid, heeft wel de gediftongeerde vorm.
Uit Frankisch *grīnan Frans grigner (dial.) 'grienen, jammeren', ouder greignier 'id.' [1170; Rey], en afgeleid daarvan grignoter 'knabbelen, peuzelen'.


  naar boven