1.   mis 1 zn. 'katholieke eucharistieviering'
categorie:
leenwoord
Mnl. den dienst uan ... der messe 'de dienst van ... de mis' [1236; VMNW], misse singen van requiem 'een requiemmis zingen' [1248-71; VMNW], in die mis [1412-15; MNW-P].
Ontleend aan christelijk Latijn missa 'mis' [385; Zamboni 1995, 285]. De herkomst van dit woord is omstreden. Meestal neemt men aan dat dit hetzelfde woord is als Laatlatijn missa 'wegzending', een afleiding van mittere 'zenden', zie missie. Men verwijst hierbij hetzij naar de wegzending van de catechumenen, aan het einde van de woorddienst, die het einde van de mis niet mochten bijwonen; hetzij naar een wegzendingsformule aan het einde van de mis, ite, missa est 'gaat heen, er is wegzending (ofwel: de bijeenkomst is opgeheven)'. Volgens Mohrman (1958) is missa 'liturgische dienst' niets anders dan een afleiding van mittere in de betekenis 'opdienen, bedienen'. Voor deze en andere opvattingen zie Zamboni (1995).
Literatuur: C. Mohrmann (1958), 'Missa', in: Vigiliae Christianae 12, 67-92; A. Zamboni (1995), 'Quelques nouvelles considérations à propos de missa "messe"', in: Latin vulgaire - latin tardif IV: actes du 4e Colloque International sur le Latin Vulgaire et Tardif, Hildesheim, 281-294
Fries: misse


  naar boven