1.   gratificatie zn. 'geldelijke beloning boven het normale loon, bonus'
categorie:
geleed woord, leenwoord
Vnnl. gratificatie "ghenadebewijs, weldaadtbewijzing, dienstbewijs" ('beloning voor gedane diensten', dus al de huidige betekenis) [1669; Meijer]; nnl. een kleine gratificatie voor sijn reis en teerkosten 'een kleine vergoeding voor zijn reis- en verblijfkosten' [1722; WNT Aanv. extraordinair], eene gratificatie aan de matrosen 'een extra beloning, een bonus' [1781; WNT erkentenis]. Eerder al het werkwoord vnnl. gratificeren "doen eenen dienst of weldaet" [1553; van den Werve].
Ontleend via Frans gratification 'weldaad, gunst' [1362; Rey] aan Latijn grātificātiō 'id.', afleiding van grātificārī 'een gunst bewijzen', gevormd uit grātia 'gunst, erkentelijkheid', zie gratie, en facere 'doen, maken', verwant met doen, en zie ook feit.


  naar boven