1.   grasduinen ww. 'voor zijn plezier met iets bezig zijn, in iets snuffelen'
categorie:
geleed woord
Nnl. graasduinen (hier met -aa- o.i.v. grazen) 'toetasten' [1709; WNT], de oude dichters ... ook al rijkelijk in gegrasduind '... naar hartelust in gesnuffeld en toegetast' [1792; WNT]. Eerder al als zn. vnnl. gras-duynen 'zeer grazige heuvels, zeer goede weide' [1599; Kil.], maar al vroeg vooral in de overdrachtelijke betekenis 'zeer aangename situatie': Hier is hy in gras-duynen. Hier is hy in syn schick, in syn koewey [1561; WNT grasduin], in gras-duynen gaen "to have plenty, or abundance" ('een overvloed hebben') [1672; Hexham NE], nnl. daarin zullen we ... reis regt in grasduinen gaan 'daarin zullen we eens op grazige weiden gaan, eens echt lustig kunnen toetasten' [1809; WNT grasduin].
Het werkwoord is afgeleid van het zn. grasduin, uit gras en duin in de algemene betekenis 'heuvel', en blijkbaar beschouwd als symbool voor overvloedigheid. Het zn. kwam altijd in het meervoud voor, en in de uitdrukking (in) grasduinen gaan kon het zo gemakkelijk als werkwoord worden opgevat. De oorspr. betekenis 'naar hartelust toetasten', later vooral ook 'op zijn gemak rondsnuffelen'.


  naar boven