1.   waar 1 zn. 'handelsartikelen, goederen'
categorie:
erfwoord, leenvertaling
Mnl. ware 'handelsartikelen' Ende saghen copmanne comen ghevaren. Met kemelen ende met diere waren 'en zagen kooplieden aan komen rijden met kamelen en kostbare waar' [1285; VMNW], ook algemener '(kostbaar) bezit' in Hoechout woude wort al verbrant Ende beroeft ... Van menighen goede ende ware 'Hooghoutwoude werd helemaal verbrand en beroofd van veel kostbare bezittingen' [1328-50; Rijmkroniek].
Mnd. ware (vanwaar ontleend (in vorm of betekenis) mhd. ware), nhd. Ware; ofri. ware, were (nfri. waar); oe. waru (ne. ware); on. vara (nzw. vara); alle 'handelsgoed', < pgm. *warō-.
Herkomst onzeker. Men neemt meestal aan dat *warō- 'handelsgoed' hetzelfde woord is als pgm. *warō- 'opmerkzaamheid, zorg, bescherming' en dan is ontstaan via een overgangsbetekenis 'voorwerpen waarvoor men zorg draagt' (FvW, Verc., Toll., Kluge21, OED, Onions, BDE, Boutkan/Siebinga). Voor deze stam zie verder waarnemen. Een andere mogelijkheid (Pfeifer, Kluge) is dat pgm. *warō- < *wazō- met een andere ablaut en grammatische wisseling teruggaat op de wortel pie. *ues- 'verkopen' (LIV 693), waaruit met achtervoegsel *-no- onder meer Latijn vēnus 'verkoop', zie verder venten.
warenhuis zn. 'grootwinkelbedrijf'. Nnl. de opening van het Warenhuis Cohn-Donnay te Rotterdam [1904; Leeuwarder Courant], in de Nederlandse glastuinbouw ook wel 'kas' (BN 'serre') in Het zoogenaamde warenhuis is deze week in gereedheid gebracht om de verschillende gewassen die er in zullen worden geteeld, te ontvangen [1911; Nieuwe Brielsche Courant]. Leenvertaling van Duits Warenhaus 'grootwinkelbedrijf' [eind 19 eeuw; Kluge21], eerder al 'pakhuis' [1787; Kluge21], samenstelling van Waren 'goederen' en Haus 'gebouw'. Ook Engels warehouse [14e eeuw; OED] betekent 'pakhuis, magazijn'. Vanaf 1904 verschenen er al snel in vele Nederlandse steden warenhuizen. Kenmerkend was de grootschaligheid van deze winkels. In diezelfde periode begonnen tuinders, allereerst in het gebied tussen Den Haag en Rotterdam, met het bouwen van manshoge groente- en fruitkassen met een groot grondoppervlak. Deze ging men eveneens warenhuis noemen, naar de vergelijkbare imposantheid van deze nieuwe gebouwen.
Fries: waarwarehûs


  naar boven