1.   alge zn. 'wier'
categorie:
leenwoord, substraatwoord in brontaal
Nnl. algen (mv.) 'wier' [1854; WNT]. Daarvoor alleen als kunstwoord bij Meijer alga 'wier' [1663].
Wrsch. via Duits Alge 'id.' [1732; Pfeifer] ontleend aan Latijn alga 'zeegras, wier'. Meijer is in zijn woordenboeken rechtstreeks door het Latijn beïnvloed.
Latijn alga werd wel eens verbonden met de wortel pie. *h1el- 'slijmerig, glad zijn' (IEW 305), maar is wrsch. van niet-Indo-Europese oorsprong.
Fries: alch


  naar boven