1.   dringen ww. 'zich door druk uitoefenen een weg banen; voorwaartse druk uitoefenen'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Mnl. die scerue souden ... in haer vlesch dringen 'de scherven moesten in haar vlees (door)dringen' [1290; CG II, En.Cod.], drongen (verl. tijd mv.) 'drongen' [1291-1300; CG II; Wiss.]; vnnl. een zweert [sal] doir, v siele dringen 'een zwaard zal zich een weg door uw ziel banen' [1526; WNT zwaard 1], het dringen van den waetere 'het doorsijpelen van het water' [1578; WNT zorg 1], de poorte [is engh...] men moet dringen end' arbeyden ... om daer in te gheraken 'de poort is nauw, men moet dringen en hard werken om er in (in de hemel) te komen' [1673; WNT zijzelf].
Os. thringan, ohd. dringan (nhd. dringen), oe. þringan, ofri. (ur-)thringa 'verdringen'; on. þryngva, þryngja 'dringen'; got. þreihan 'dringen'; < pgm. *þrinhan- 'dringen', zie ook driegen. Het werkwoord hoorde tot de 3e klasse der sterke werkwoorden. De pgm. vorm had als gevolg van grammatische wisseling in de verl. tijd mv. en het verl.deelw. vormen met -ng-. In het Gotisch is de infinitief klankwettig tot þreihan geworden en overgegaan naar de 1e klasse (zoals dat ook is gebeurd met Nederlands gedijen). In de andere Germaanse talen is de vorm uit de verl. tijd in de andere tijdsvormen doorgedrongen. Een oude causatief bij het oorspr. ww. is misschien dreigen.
Misschien verwant met Litouws treñkti 'krachtig slaan, stampen' en Avestisch thraxta- 'opeengedrongen'. Dan moet het teruggaan op pie. *trenk- (IEW 1093), misschien hoort dit op zijn beurt weer bij pie. *terh1- 'draaien' (IEW 1071-72).
Al in het Middelnederlands is het zwakke causatieve werkwoord drengen 'doen doordringen' versmolten met het sterke werkwoord dringen. In het Duits bestaat drängen '(aan)dringen' nog steeds; in het Zweeds heeft het zwakke tränga de betekenis 'dringen' overgenomen van het sterke werkwoord, dat daarna verdwenen is.
dringend bn. 'met drang gevraagd; urgent'. Vnnl. bij dringenden noodt 'bij acuut gevaar' [1636; WNT], nnl. dat iemand ... dringend verzoekt [1710; WNT voor II].
Fries: -


  naar boven