1.   visiteren ww. 'onderzoeken, inspecteren'
Mnl. visiteren 'bezoeken', als ujsitiren [1240; Bern.], in Daer men mi dikke binnen plach Te uisiterne 'waarin men mij dikwijls een bezoek placht te brengen' [1265-70; VMNW]; vnnl. 'inspecteren, onderzoeken, doorzoeken' in ommedat hy commen zoude visenteren twerck van den nyeuwen toren 'omdat hij het werk aan de nieuwe kerk zou komen inspecteren' [1507; WNT], visiteren ... de Huysen van alle Boeckvercoopers [1569; iWNT].
Ontleend aan Frans visiter 'opzoeken, bezoeken' [950-1000; TLF], ontwikkeld uit Latijn vīsitāre 'bezoeken', zie visite.
visitatie zn. 'onderzoek'. Mnl. visitacie, visentatie 'bezoek; verschijning (van God)' in den tijt van dire usitacien 'het moment van deze verschijning' [1291-1300; VMNW], Dat ic u mach doen visentatie 'dat ik u een bezoek mag brengen' [1350-1400; MNW-R]; vnnl. visitatie ook 'inspectiebezoek, onderzoek' in visitatie vanden ... clooster [1541; WNT], "schauwinghe" [1553; Van den Werve]. Ontleend aan Frans visitation 'inspectiebezoek' [13e eeuw; TLF], eerder 'bezoek' [ca. 1200; TLF], ontleend aan Latijn vīsitātiō 'verschijning; bezoek; inspectie', afleiding van vīsitāre.
Fries: fisitearjefisitaasje


  naar boven