1.   signeren ww. 'ondertekenen'
categorie:
leenwoord
Mnl. signieren 'van een teken voorzien (een akte, door een notaris)' [1379; MNHWS]; vnnl. signeren 'van handtekening (en zegel) voorzien' in desenn brieff mit Stadts signetsegell hyran hangende to signeren [1532; WNT]; nnl. signeren ook 'ondertekenen van een kunstwerk door de kunstenaar' [1847; Kramers], 'handtekening in een boek plaatsen door de auteur' in auteurs ... hun boeken publiekelijk zijn gaan signeeren [1931; WNT].
Ontleend aan Frans signer 'een brief van een zegel voorzien' [ca. 1328; TLF], ouder signier 'een teken geven' [ca. 1230; TLF], nog ouder seignier 'het kruisteken maken' [1080; Rey] < Latijn signāre 'merken, van een kenteken voorzien, inkerven', een afleiding van sīgnum 'teken', zie sein.
Fries: sinjearje


  naar boven