1.   hunebed zn. 'grafmonument uit het stenen tijdperk, dolmen'
categorie:
geleed woord
Vnnl. in Drenth vint men seer weynigh Steenen of zy zijn aen dese Hune-Bedden geimployeert '... of ze zijn voor deze hunebedden gebruikt' [1660; Picardt, 32], in de titel van het gedicht Lof op 't hunebed, of de ongemene, opgestapelde steenhoop te Borger in Drente [1686] van Titia Brongersma; nnl. ook hunnebed 'grafmonument uit de steentijd' [1809; WNT urn(e)].
Gevormd uit bed en een eerste lid dat vaak pseudo-etymologisch in verband wordt gebracht met de historische Hunnen, Aziatische nomaden die in de 4e en 5e eeuw in Europa huishielden. Wrsch. gevormd in navolging van ouder Duits Hünengrab 'hunebed' [16e eeuw; Pfeifer], Noord-Duits Hünenbett. Het eerste lid van deze woorden is Hüne 'reus', dat vanuit het Nederduits eind 18e eeuw door dichters als Gottfried August Bürger en Heinrich Voss in de standaardtaal terechtkwam, maar ook al verschijnt als Middelhoogduits hiune 'reus' [13e eeuw; Pfeifer] en Vroegnieuwhoogduits heune [15e eeuw; Pfeifer]. Hüne is hetzelfde woord als Oudsaksisch en Oudhoogduits hūn, die beide 'Hun' of 'Hongaar' aanduidden en dus uiteindelijk toch teruggaan op de volksnaam der Hunnen. De vorm Hunnen, ook Duits Hunnen, is gebaseerd op middeleeuws Latijn hunni 'Hunnen'. Of deze volksnaam met de Hunnen zelf meegekomen is of door de Europeanen gegeven is, is niet te bepalen.
Een met het bovenstaande samenhangende verklaring is die van De Vries (NEW), die vermoedt dat er een overlevering heeft bestaan die de stenen monumenten toeschreef aan de Hunen, een Saksisch volk. De naam komt o.a. als Hunni voor in de Kerkgeschiedenis van het Engelse volk, geschreven door de Engelse kloosterling Beda Venerabilis (672-735), en in de Oudnoordse Thiðrekssaga [ca. 1205] komt Húnaland voor als naam voor een streek in Saksen, waar ene Attila heerst over de Hunen. Weliswaar worden hier expliciet Germaanse volken mee aangeduid, maar hun naam gaat evenals die van Attila (in andere Oudnoordse sagen Atli) zonder twijfel terug op de hierboven al genoemde historische Hunnen en hun leider Attila.
De spelling was vroeger meestal hunnebed en ook recent komt deze nog voor op grond van een gangbare uitspraak; zowel WL 1914 als de meeste woordenboeken van voor 1950 staan beide spellingen toe, pas WL 1954 schrijft uitsluitend hunebed voor. De hunebedden zelf hebben met de Hunnen niets te maken en stammen uit de late steentijd: de Nederlandse hunebedden zijn gebouwd tussen 3400 en 3200 v. Chr. door inwoners uit de zgn. Trechterbekercultuur. In België zijn soortgelijke, maar jongere, archelogische monumenten gevonden, gebouwd vanaf 3000 v. Chr. door inwoners uit de Seine-Oise-Marne-cultuur; ze verschillen ook typologisch van de Nederlandse hunebedden. De naam hunebed wordt in het BN minder gebruikt, de gewone term is er het internationale, oorspr. Franse en Bretonse woord dolmen.
Ook in Nederland ging men er vroeger van uit dat de hunebedden gebouwd waren door reuzen: verheevene graven, van ... schier onverwickelijke steenen zijnde t'zaemen packt ... by de inzaeten ('ingezetenen') reusen-bedden genoemd [1654; WNT reus I], de Steen-hopen zijn begraffenissen van grouwsame, Barbarische en wreede Reusen, Huynen, Giganten [1660; Picardt, 27], de graven en die heeft men genaemt Hune-Bergen, dat zijn Reusen-Bergen [id., 32]. Vergelijk ook het Duitse synoniem Riesengrab 'reuzengraf', Deens jættestue letterlijk 'reuzenkamer' [1786; ODS], Frans chambre de géants 'id.'.
Literatuur: Johan Picardt (1660), Korte beschryvinge van eenige vergetene en verborgene antiquiteten der provintien en landen gelegen tusschen de Noord-Zee, de Yssel, Emse en Lippe, Amsterdam, herdruk Meppel 1975


  naar boven