1.   regen zn. 'hemelwater'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Onl. regan 'regen' in Nithestigon sal also regan '(hij) zal neerdalen als de regen' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. reghen 'regen, regenbui' [1240; Bern.], Wint. ende haghel. ende reghen [1285; VMNW], ook de vorm rein in vp die riuiere. Die was met reine ghewassen sciere 'over de rivier, die door de regen snel was gestegen' [1285; VMNW].
Os. regan (mnd. regen); ohd. regan (nhd. Regen); ofri. rein (nfri. rein); oe. regn (ne. rain); on. regn (nzw. regn); got. rign, Krimgotisch reghen; alle 'regen', < pgm. *regna-, *regnō- (mv.). Hierbij ook de werkwoordsafleidingen: mnl. regenen; ohd. reganōn (nhd. regnen); oe. rignan, rinan (ne. rain); on. rigna, regna (nzw. regna); got. rignjan.
Verdere herkomst onbekend. Litouws rõkti 'regenen' en rūkas 'mist' kunnen leenwoorden uit het Nederduits zijn; er is dus geen reden om een wortel pie. *rek(w)- (IEW 857) aan te nemen. Pgm. *regna- zou uit deze wortel bovendien niet goed te verklaren zijn, aangezien pie. *rek-nó- geen grammatische wisseling ondergaat, maar volgens de wet van Kluge zou leiden tot pgm. *rekka-. Men moet dus uitgaan van pie. *(H)régh-no-. Herleiding tot de wortel pie. *h1er- 'stromen' (Bjorvand/Lindeman), met pgm. *reh- < pie. *h1r-eḱ-, is gekunsteld en daarom zeer onwrsch.
Fries: rein


  naar boven