1.   kroniek zn. 'geschiedverhaal'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Mnl. coronike, cronike 'geschiedverhaal, boek waarin historische gebeurtenissen chronologisch worden vermeld' in die Vrancsche coronike, wie si waren ende wanen si quamen 'de geschiedenis van de Franken, wie zij waren en vanwaar zij kwamen', alse die cronike seghet 'zoals de kroniek vertelt' [beide 1300-25; MNW-R]; vnnl. Hier beghint dat eerste boec Paralipomenon ... [kantnoot:] ... datis, de cronike [1528; Vorsterman], Cronieken [1548; WNT], stadts kronijken 'stadskronieken' [1653; WNT verstrijken].
Ontleend aan Oudfrans cronike 'geschiedverhaal' [1243; Rey] (Nieuwfrans chronique). De lange ī werd in het Nederlands veelal geschreven als -ij-, maar onderging door blijvende invloed van het Franse woord geen diftongering en werd daarom later als -ie- geschreven. Het Franse woord is ontleend aan Latijn chronica 'chronologische opsomming van gebeurtenissen, geschiedverhaal', verkort uit de Griekse verbinding khronikà biblía 'boeken met annalen', waarin khronikà het onzijdige meervoud is van het bn. khronikós 'langdurig; betreffende de tijd', bij khrónós 'tijd', waarvan de verdere herkomst onbekend is.
Fries: kronyk


  naar boven