1.   dollen ww. 'uitgelaten spelen, stoeien'
categorie:
geleed woord
Mnl. dullen 'dwaas zijn' [1300-25; MNW]; vnnl. dollen 'tekeergaan' [1586; WNT wat]; nnl. dollen 'suf maken, door een slag bedwelmen' [1781; WNT], 'spotten' [1781; WNT sollen].
Afleiding van mnl. dul, zie dol.


  naar boven