1.   eclips zn. 'verduistering van een hemellichaam'
categorie:
leenwoord
Vnnl. eclips 'id.' [1573; Thes.].
Ontleend aan Frans éclipse, eerder eclypse 'verduistering' [ca. 1150; Rey] < Latijn eclipsis 'verduistering' < Grieks ékleipsis bij het werkwoord ekleípein 'verduisterd zijn, zijn plaats verlaten, niet verschijnen', gevormd uit het voorvoegsel ek- 'uit, weg' (zie ex-) en het werkwoord leípein 'verlaten', zie ellips 2.


  naar boven