1.   bieden ww. 'ter beschikking stellen, aanbieden, een bod doen'
categorie:
erfwoord
Onl. gebuit (imperatief) 'gebied' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. biedet (3e pers. ev.) 'biedt aan' [1237; CG I, 39], 'doen weten' [14e eeuw; MNW], 'bevelen, gebieden' [1406; MNW], 'ontbieden' [2e helft 15e eeuw; MNW]; vnnl. bieden 'een bod doen' [1562; Naembouck].
Os. biodan; ohd. biotan 'bekendmaken, voorhouden, aanbieden' (nhd. bieten 'ter beschikking stellen, aanbieden, een bod doen'); ofri. biāda 'aanbieden, gebieden, dreigen, wensen' (nfri. biede); oe. béodan 'bevelen, aankondigen, aanbieden' (ne. bid 'bieden'); on. bjóða (nzw. bjuda); got. anabiudan 'ontbieden, bevelen', faúrbiudan 'verbieden'; < pgm. *beudan-.
Verwant met Grieks peúthesthai, punthánesthai 'ervaren, waarnemen, waken'; Sanskrit bódhati 'hij ontwaakt, wekt, wordt gewaar' (buddháḥ (verl.deelw.) 'ontwaakt, verstandig'), bodháyati (causatief) 'hij wekt, licht in, deelt mee'; Litouws bundù, bùsti 'ontwaken' en zonder nasaal budù, budéti 'waken'; Oudkerkslavisch buždǫ, buditi 'wekken' (Tsjechisch budit 'wekken'); Oudiers ad-bond 'aan-, verkondigen'; bij de wortel pie. *bheudh-, met nasaal *bhu-n-dh- 'wakker zijn, wekken, waarnemen, verkondigen, aanbieden, bevelen' (IEW 150-151), waarbij de betekenissen '(aan)bieden, bevelen' tot de Germaanse talen beperkt blijven. Mogelijk ontwikkelde de betekenis zich van 'opmerkzaam maken' en 'waarschuwen' tot 'bevelen'.
In het Middelnederlands wordt het simplex nog gebruikt in betekenissen die later geheel zijn overgenomen door afleidingen als aanbieden, gebieden, ontbieden en verbieden.
Literatuur: W. Porzig (1954) Die Gliederung des indogermanischen Sprachgebiets, Heidelberg, 122
Fries: biede


  naar boven