1.   confessie zn. '(geloofs)belijdenis'
categorie:
leenwoord
Mnl. confessie 'biecht' [MNW; 14e eeuw]; vnnl. 'bekentenis van schuld' [1510; WNT verhalen], 'geheel van artikelen van geloof' [1566; WNT trouwing], 'religieuze gezindheid' in die van onze gheloove ofte confessie zijn [1571; WNT Supp. approbeeren].
Al dan niet via Frans confession 'bekentenis' [ca. 980; Rey] ontleend aan Latijn cōnfessiō 'bekentenis', dat in het christelijk Latijn specifiek 'belijdenis' betekende. Het woord behoort bij het werkwoord cōnfitērī (verl.deelw. cōnfessus) 'toegeven, openbaren, belijden', gevormd uit com- 'samen, met' en fatērī 'bekennen', bij fārī 'zeggen', zie fataal.
Fries: konfesje


  naar boven