1.   boven bw. 'op een hoger gelegen plaats'; vz. 'hoger dan'
categorie:
geleed woord
Mnl. bouen [1220-40; CG II, Aiol].
Gevormd met het Proto-Germaanse voorvoegsel *bi- (zie be-, en zo ook in bijv. beneden) bij *ōven 'boven', een vorm die nog voorkomt in onl. ouene [ca. 1100; Will.].
Met voorvoegsel komt dit woord alleen in de Noordzee-Germaanse dialecten voor: os. bi-oban (mnd. boven, baven; nnd. boven); Midden-Duits boben(e); ofri. bova (nfri. boppe); oe. be-ufan, bufan (me. bove; ne. above). Zonder voorvoegsel: os. oban, obana; ohd. obana (nhd. oben); ofri. ova; oe. ufanl on. ofan (nzw. ovan 'boven'); < pgm. *ufana- '(van) boven', dat is afgeleid uit *uf- 'boven' (> ohd. oba (mhd. obe, ob; nhd. ob); oe. ufe-; on. of; got. uf) en het achtervoegsel *-ana, dat oorspr. een richting aangaf. Met een andere uitgang is over gevormd, zie aldaar voor niet-Germaanse cognaten.
Fries: boppe


  naar boven