1.   aanvaarden ww. 'accepteren'
categorie:
geleed woord
Mnl. aneverden 'samenkomen, ontmoeten' [1240; Bern.], anverden 'ontvreemden' [1292; Stall. I, 35], aenverden 'aanvallen' [14e eeuw; MNW], anvaerden 'in beslag nemen' [1348; Stall.]; vnnl. aenveerden 'arresteren' [1545; Stall. I, 35], anveerden '(een tocht) ondernemen' [1551; Stall.].
Gevormd uit aan en een werkwoord afgeleid van vaart 'tocht'.
Mnd. aneverden 'aanvallen, arresteren'; ohd. anafarton 'aanvallen', beide afgeleid van het zn. ohd. anafart 'aanstorm, aanloop'; nfri. oanfurdigje (maar oangean met betrekking tot een reis of erfenis).
De oorspr. betekenis was 'zijn vaart (= weg) richten op, zich op weg begeven naar', bijv. in Dese anevaerden die woestine 'zij begaven zich naar de woestijn' (MNW). Later werd het woord ook in overdrachtelijke zin gebruikt: 'iets aanpakken, beginnen'; zie ook dagvaarden.
Fries: oanfurdigje


  naar boven