1.   aftaaien ww. 'ermee ophouden, weggaan'
categorie:
leenwoord
Nederlands (Bargoens) aftaaien 'ophouden' [1972; Endt]; nnl. informeel ook 'weggaan' [1984; Dale].
De etymologie is onzeker. Volgens EDale komt het misschien van het Engelse werkwoord tie up 'stopzetten', letterlijk 'opbinden'. Deze Engelse slangvorm voor 'opgeven, stoppen' is al in 1760 gesignaleerd. Door Coster 1992 wordt het woord genoemd bij de taal van havenarbeiders en soldaten en in verband gebracht met tie up in de betekenis 'vastmaken van een schip'; aftaaien zou dan het omgekeerde zijn.
Coster probeert vermoedelijk de veronderstelde verandering van up 'op' tot nnl. af zo te verklaren, dat nnl. aftaaien 'wegvaren' zou betekenen; dit lijkt niet noodzakelijk, want vanuit de zeeman gezien kan het vastleggen van het schip betekenen dat men met varen stopt en van het schip weggaat. In dat geval is het ook nog een mogelijkheid dat het woord ontleend is aan Engels tie off [1952], wat in toneeljargon en scheepstaal 'vastmaken van touwen' betekent.


  naar boven