1.   anjer zn. 'plantengeslacht uit de anjerfamilie (Dianthus)'
categorie:
leenwoord, geoniem
De oudste vorm is vnnl. angelieren (mv.) [ca. 1500; Claes 1994a], anjelier [1745; Toll.], nu alleen nog als deftige schrijftaalvorm. Daarnaast de kortere vorm angier [1561; Toll.], anjers (mv.) [ca. 1600; WNT Supp.].
De herkomst is moeilijk met zekerheid te achterhalen. Buiten het Nederlands komen geen vergelijkbare woorden voor. Het aannemelijkst is volgens Kluyver (1898) vernoeming naar het Italiaanse plaatsje Angera, voorheen Anghiera, in het Latijn Angleria, gelegen aan het Lago Maggiore. De Latijnse naam verklaart dan de (oudere) vorm met -l-, terwijl de Italiaanse vorm verantwoordelijk kan zijn voor de uitspraak /ž/ van de -g- in de oude Nederlandse vormen (waarop de latere ontwikkeling naar -j- duidt). De l-loze vorm, in het synoniemendrietal ghenoffel, angheliere, angiere door Kiliaan [1599] nog specifiek Hollands genoemd, kan ook in de volkstaal ontwikkeld zijn door klemtoonverschuiving naar de eerste lettergreep en een daaropvolgende verzwakking van de tweede.
De oude naam van de anjer is genoffel (uit ouder g(e)roffel 'anjer; kruidnagel' < Frans girofle 'kruidnagel' < Laatlatijn caryophyllon < Grieks karuophullon). Dit woord en varianten ervan komen plaatselijk nog voor in Zuid-Nederlandse dialecten. Een overtuigend bewijs voor de bovengenoemde herkomst van het woord anjelier zou een benaming als bijv. genoffelen van Angiere zijn, maar zo'n attestatie is vooralsnog nooit gevonden. Ook is het niet zeker of er in Angera in de Middeleeuwen eigenlijk wel anjers werden gekweekt of verhandeld.
Literatuur: A. Kluyver (1898) 'Anjer en Anjelier', in: TNTL 17, 147-160, 262 e.v.; Brok 1991; F. de Tollenaere (1993) 'Etymologica: "angelier"', in: TNTL 109, 166-168; Francescato 1966, 484; Sanders 1995
Fries: anjer


  naar boven