1.   artikel zn. 'geschreven stuk; deel van de handelsvoorraad; lidwoord'
categorie:
leenwoord
Mnl. artikel, mv. articlen 'punt, onderdeel van een opsomming' [1265-70; CG II, Lut.K] (ook in pointe ende article [1316; MNW]); vnnl. die poincten ende Articulen [1505; WNT Supp.], die .xij. articulen 'de twaalf geloofsartikelen' [1531; WNT Supp.], artikel, artykel 'lidwoord' [1638; Ruijsendaal 1989]; nnl. artikel 'koopwaar' [1743; WNT Supp.].
Ontleend aan middeleeuws Latijn articulus 'deel van een geschreven stuk, lid' (waaruit ook articuleren), verkleinwoord van Latijn artus 'lid, gewricht', zie arm 1 'lichaamsdeel'.
Uit de betekenis 'punt op een voorraadslijst' ontwikkelt zich in de 18e eeuw de betekenis 'de in de betreffende tekstgeleding genoemde zaak' en door metonymische betekenisoverdracht 'koopwaar'.
In de grammatica werden de vernederlandste vormen artikel, artykel naast Latijn articulus gebruikt in de betekenis van lidwoord.
Fries: artikel


  naar boven